Nectar - 3 vmbo-k - Hoofdstuk 3 - Organismen leven samen

Nectar - 3 vmbo-k - Hoofdstuk 3 - Organismen leven samen

Woorden in deze lijst (84)

aanpassing
een eigenschap waardoor organismen bepaalde omstandigheden beter overleven
abiotische factoren
invloeden (factoren) uit de levenloze natuur zoals de grondsoort, de temperatuur, de vochtigheid en het zonlicht
afvaleters
consumenten die de resten van planten en dieren eten
bastvaten
buizen in de vaatbundel, waardoor water met glucose en andere voedingsstoffen van de bladeren naar alle plantendelen wordt vervoerd
biomassa
het totale gewicht aan vaste stoffen van een organisme, zonder water
biotische factoren
invloeden (factoren) uit de levende natuur
bladeren
organen van de plant waarin de fotosynthese plaatsvindt
bladmoes
weefsel in de bladeren van een plant, dat bestaat uit cellen met bladgroenkorrels
bladgroenkorrels
groene korrels in het cytoplasma van plantencellen, die de fotosynthese uitvoeren; zitten in bladeren en stengels
bloemen
organen van de plant die zorgen voor de voortplanting van de plant; in de bloemen ontstaan de zaden
bollen
korte stengel met bladeren (rokken) waarin de plant zijn reservevoedsel opslaat
cellulose
bouwstof; heeft de plant nodig voor de groei (de opbouw van celwanden)
consumenten
de gebruikers (eters) van voedingsstoffen, dus de dieren en mensen
eiwitten
bouwstoffen; heeft de plant nodig voor de groei
ecosysteem
alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied; dus het klimaat, de samenstelling van de bodem en de organismen die er leven
energierijke stof
voedingsstof waarin energie van de zon is vastgelegd; bijvoorbeeld glucose, zetmeel en eiwitten
energieverlies
energie dat in een voedselketen verloren gaat door verbranding en via afvalstoffen van organismen
fotosynthese
proces waarbij bladgroenkorrels glucose maken: koolstofdioxide + water licht → glucose + zuurstof
gaswisseling
het opnemen en afgeven van gassen uit / aan de omgeving van een organisme
glucose
is plantensuiker, een energierijke voedingsstof. Glucose wordt door de fotosynthese in bladgroenkorrels gemaakt
grijppoten
klauwen van een vogel met lange nagels, waarmee ze hun prooi vastpakken en doden.
haaksnavel
kromme snavel van een roofvogel waarmee prooien in stukken worden gescheurd
houtvaten
buizen in een vaatbundel waardoor water met opgeloste mineralen van de wortel omhoog, naar alle plantenorganen wordt vervoerd
huidmondjes
openingen in de opperhuid van bladeren en stengels van een plant, waardoor uitwisseling van gassen en verdamping van water plaatsvindt
hoektanden
grote tanden waarmee vleeseters hun prooi kunnen doden
individu
één enkel organisme
isolatie
het vasthouden van de lichaamswarmte in de kou door een luchtlaagje of door een vetlaag. Bij warmte zorgt isolatie voor het minder snel opwarmen van een dier
kegelsnavel
stevige snavel waarmee een vogel gemakkelijk zaden open kan breken
kiem
het jonge plantje in het zaad
kleurkorrels
korrels in delen van planten met rode, oranje of gele kleurstof
klimplanten
planten die met hechtwortels omhoog klimmen om voldoende licht op te vangen
klimpoten
poten van een vogel met tenen naar voren en naar achteren, waarmee ze op en neer langs boomstammen lopen
knipkiezen
de kiezen van vleeseters; ze knippen als een schaar vlees van de botten af
knollen
delen van wortels of stengels waarin reservevoedsel zit opgeslagen
koolstofdioxide
dit gas hebben planten nodig voor de fotosynthese; het komt vrij bij de verbranding
koolstof
deeltje waaruit glucose is opgebouwd, aangeduid met C
koolstofkringloop
kringloop waarbij koolstof in de vorm van glucose van planten naar dieren wordt doorgegeven en in de vorm van koolstofdioxide weer van dieren en andere organismen naar planten gaat
kringloop van fotosynthese en verbranding
de stoffen die ontstaan bij verbranding worden weer gebruikt bij de fotosynthese; de stoffen die ontstaan bij verbranding worden weer gebruikt bij fotosynthese
levensgemeenschap
alle organismen samen in een ecosysteem leven
mineralen
voedingszouten uit de bodem
pincetsnavel
dunne puntige snavel waarmee gemakkelijk insecten uit spleetjes kunnen worden gepeuterd
piramide van aantallen
schema waarin de aantallen organismen van een voedselketen worden aangegeven met de grootte van de laag in de piramide
piramide van biomassa
schema waarin het gewicht van de vaste stoffen van de organismen in een voedselketen wordt weergegeven met de grootte van de laag in de piramide
plooikiezen
de kiezen van planteneters; hebben harde richels op het kauwvlak om plantencellen kapot te malen
populatie
alle organismen van dezelfde soort die leven in een bepaald ecosysteem
producenten
de makers van voedingsstoffen, dus de groene planten
reservevoedsel
voedingsstoffen die planten opslaan, om na de winter weer uit te kunnen lopen
reducenten
schimmels en bacteriën; deze breken resten van planten en dieren af tot mineralen.
rokken
bladeren van een bol waarin reservevoedsel zit opgeslagen
schakel
ieder organisme in een voedselketen
steltpoten
lange poten van een vogel met lange tenen, waarmee ze gemakkelijker in hoog gras lopen of waden in ondiep water
stengel
orgaan van een plant dat de plant rechtop houdt. In de stengel liggen de vaatbundels
suiker
reservevoedsel van een plant
vaten
smalle buisjes in wortel, stengel en blad van een plant, waardoor water stroomt
vaatbundel
bundel met hout- en bastvaten in de wortels, stengels en bladeren (nerven) waardoor sappen stromen
verbranding
proces waarbij glucose stukgemaakt wordt, waardoor energie vrijkomt voor het organisme: glucose + zuurstof → energie + water + koolstofdioxide
vetten
reservevoedsel van een plant
vitamines
beschermende stoffen; zorgen ervoor dat processen in de plant goed verlopen
voedselketen
reeks organismen die van elkaar leven. Elk organisme is een schakel in de keten
voedselkringloop
de kringloop van mineralen en andere voedingsstoffen: producenten (planten) → consumenten (dieren en mensen) → reducenten (bacteriën en schimmels) → producenten
voedselpiramide
zie piramide van aantallen
voedselrelatie
welke organismen in een ecosysteem elkaar opeten
voedselweb
schema waarin wordt staat hoe verschillende voedselketens met elkaar verbonden zijn
voorjaarsbloeier
plant die groeit en bloeit in het voorjaar als bomen nog geen bladeren hebben, zodat hij voldoende licht kan opvangen
warmbloedige
dieren houden hun lichaamstemperatuur constant op een bepaalde temperatuur
weefsel
een groep cellen met dezelfde vorm en dezelfde functie (taak)
wintervacht
dikkere vacht in de winter waarin tijdens die koudere periode meer stilstaande lucht blijft zitten
woestijnplanten
planten die watervlies door extreme hitte voorkomen door het hebben van geen of kleine blaadjes, bladeren met een dikke waslaag, behaarde of leerachtige blaadjes
wortel
ondergrondse deel van plant, hiermee staat de plant stevig in de grond. Met de wortels zuigt een plant water en mineralen op
wortelharen
microscopisch kleine haartjes aan het uiteinde van de wortels, waarmee een plant water en mineralen kan opnemen uit de bodem
wortelrozetten
planten waarvan de bladeren plat op de grond liggen, zodat er geen andere planten kunnen groeien op dezelfde plaats
zaden
bevatten veel reservevoedsel; in een zaadje bevindt zich het kiempje: het nieuwe plantje
zeefsnavel
snavel van een watervogel met ribbels op de randen, om kleine plantjes en diertjes uit het water te zeven
zetmeel
reservevoedsel van plant
zetmeelkorrel
kleurloze korrels waarin de reservestof zetmeel wordt opgeslagen
zuigkracht
van de bladeren ontstaat doordat er water in de bladeren verdampt. Dit waterverlies wordt steeds aangevuld met het water uit de houtvaten; er ontstaat een waterstroom naar boven
zwempoten
poten van een vogel met zwemvliezen tussen de tenen
zuurstof
dit gas komt vrij bij de fotosynthese; het gas is nodig bij verbranding
atomen
de kleinste deeltjes waaruit moleculen zijn opgebouwd
koolstof
deeltje dat in glucose en koolstofdioxide zit; geef je weer met de letter C
moleculen
deeltjes waaruit een stof is opgebouwd
stikstof
deeltje dat in eiwitten zit; geef je weer met de letter N
waterstof
deeltje dat in water en in glucose zit; geef je weer met de letter H
zuurstof
deeltje waaruit het gas zuurstof bestaat en dat in glucose en in koolstofdioxide zit; geef je weer met de letter O
Hoi Gast!