1 Parlementaire democratie
Woorden in deze lijst (58)
Origineel
- Afspiegelingsmodel
- De volksvertegenwoordiging is bij dit model zo veel mogelijk een afspiegeling van de kiesgerechtigde bevolking.
- Belang
- Iets dat belangrijk wordt gevonden, omdat het voordeel oplevert.
- Christelijke stroming
- Politieke stroming binnen het confessionalisme. Christelijke waarden worden binnen deze politieke stroming zo veel mogelijk vertaald in normen voor de samenleving.
- Christendemocratie
- Politieke stroming binnen het confessionalisme. Christendemocraten laten zich bij het bedrijven van politiek inspireren door christelijke waarden.
- Coalitiepartijen
- De partijen die samenwerken in het kabinet of in het bestuur van een andere bestuurslaag.
- Collectieve goederen
- Goederen of diensten waar iedereen gebruik van kan maken en die niet makkelijk individueel leverbaar zijn.
- Collectieve-actieprobleem
- Samenwerking om problemen op te lossen kan belemmerd worden door de angst dat anderen profiteren van de collectieve oplossingen zonder daar zelf aan mee te werken.
- College van B en W
- Het dagelijks bestuur op gemeentelijk niveau. In Nederland zijn dit de burgemeesters en de wethouders.
- Confessionalisme
- Politieke ideologie die naastrelatie en gemeenschapszin centraal stelt. De politieke stromingen die in Nederland tot het confessionalisme gerekend kunnen worden, gaan uit van christelijke waarden.
- Conservatief
- Politieke dimensie die de nadruk legt op het behoud van traditionele waarden en normen, met name ten aanzien van morele kwesties.
- Constitutionele monarchie
- Koninkrijk waarin de macht van de koning is vastgelegd in de Grondwet.
- Democratie
- Institutie waarbij burgers (geïnstitutionaliseerde) politieke invloed kunnen uitoefenen en mee kunnen beslissen, al dan niet via gekozen volksvertegenwoordigers.
- Dictatuur
- Institutie waarbij sprake is van een ondemocratische machtsbalans: één persoon of een selecte groep mensen heeft de macht in handen. Rechtstatelijke beginselen worden niet gerespecteerd.
- Districtenstelsel
- Kiesstelsel waarbij lokale vertegenwoordigers gekozen worden in een bepaald kiesdistrict.
- Dualisme
- Principe dat de regering en parlement beide eigen verantwoordelijkheden hebben: het parlement controleert, de regering regeert. Er is ook sprake van een zekere scheiding: leden van de regering kunnen niet tegelijkertijd lid zijn van de volksvertegenwoordiging en vice versa.
- Eurogroep
- Het samenwerkingsverband van de ministers van Financiën van de eurolanden. Zij coördineren het fiscaal en economisch beleid binnen de eurozone.
- Europees Parlement (EP)
- De volksvertegenwoordiging van de EU. Het EP wordt om de vijf jaar rechtstreeks gekozen door de burgers van de lidstaten.
- Europese Commissie (EC)
- Het dagelijks bestuur van de Europese Unie voert Europees beleid uit en initieert beleidsvoorstellen.
- Europese Raad
- Raad van regeringsleiders van alle EU-landen. Hun bijeenkomst heet Europese top (Eurotop).
- Gedecentraliseerde eenheidsstaat
- Staat waarbij de landelijke overheid bepaalde bevoegdheden aan lagere organen heeft overgedragen.
- Gedeputeerde Staten
- Het dagelijks bestuur op provinciaal niveau.
- Gemeenteraad
- Volksvertegenwoordiging op gemeentelijk niveau.
- Ideologie
- Een samenhangend geheel van voorstellen en beginselen, waarmee een persoon of groepering zijn positie en zijn beleid bepaalt en rechtvaardigt.
- Indirecte democratie
- Bestuursvorm waarbij de bevolking niet zelf of niet over allerlei zaken beslist, maar de beslissingen overlaat aan gekozen vertegenwoordigers.
- Intergouvernementeel
- Besluiten die tussen ('inter') regeringen (gouvernementen) worden genomen. Landen behouden hun soevereiniteit en kunnen besluiten om de intergouvernementele afspraken niet na te komen.
- Kabinet
- Ministers en staatssecretarissen.
- Kabinetformatie
- Het proces waarbij na de Tweede Kamerverkiezingen een nieuw kabinet wordt gevormd.
- Kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging
- De partijen die deelnemen aan de verkiezingen, krijgen het aantal zetels dat evenredig is aan het aantal stemmen dat elke partij gekregen heeft.
- Klassiek liberalisme
- Politieke stroming binnen het liberalisme. Klassiek liberale denkers pleiten voor een minimalistische overheid. Zij gaan uit van negatieve vrijheid.
- Kosmopolitisch
- Politieke dimensie die de nadruk legt op de verbondenheid van Nederland met de rest van de wereld.
- Legitimiteit
- De wettelijke basis van een staat om gezag uit te oefenen.
- Liberalisme
- Politieke ideologie die de vrijheid en de eigen verantwoordelijkheid van het individu centraal stelt en tegen een te grote bemoeienis van de overheid is, met name op sociaal-economisch gebied.
- Maatschappelijk probleem
- Een probleem waarbij veel actoren betrokken zijn en waarover meningsverschillen bestaan. Zo'n probleem vraagt om een gemeenschappelijke oplossing.
- Macht
- Vermogen om het gedrag van andere mensen te beïnvloeden.
- Ministers
- Bestuurders van een land. Elke minister heeft een eigen beleidsterrein. Een minister geeft leiding aan een ministerie met ambtenaren, die hem ondersteunen bij het uitvoeren van zijn beleid en het opstellen van wetgeving.
- Monisme
- In een monistisch stelsel zijn de wetgevende en uitvoerende macht sterk met elkaar verweven. Er is geen strikte scheiding tussen regering en parlement.
- Normen
- Verwachtingen binnen een groep of samenleving over hoe mensen zich behoren te gedragen. Deze verwachtingen zijn vaak geformaliseerd als leef- of gedragsregels.
- Oppositiepartijen
- De partijen die niet tot de regerende coalitie behoren.
- Overheid
- Instelling die politieke besluiten uitvoert.
- Politieke participatie
- De mate waarin mensen deelnemen aan de politieke besluitvorming.
- Progressief
- Politieke dimensie die de nadruk legt op het streven naar verandering en vernieuwing.
- Provinciale Staten
- Volksvertegenwoordiging op provinciaal niveau.
- Rechtsstaat
- Staat waarin burgers worden beschermd tegen willekeurig overheidsoptreden en waarin de rechtszekerheid is gewaarborgd.
- Raad van de Europese Unie
- De raad van ministers van de EU. Samen met het Europees Parlement vormt de Raad de wetgevende macht van de EU. Iedere lidstaat is vertegenwoordigd in de Raad. Afhankelijk van het onderwerp komen de vakministers bij elkaar. De Raad van de Europese Unie wordt ook wel de Raad van Ministers of de Raad genoemd.
- Regering
- De koning en de ministers.
- Representatief
- Een goed beeld gevend van de gehele groep, een goede vertegenwoordiging vormend.
- Rolmodel
- Volgens dit model moeten gekozenen zich niet laten leiden door de opvattingen van hun kiezers, maar door hun eigen mening.
- Sociaal democratie
- Politieke stroming binnen het socialisme. Sociaaldemocratische denkers streven naar gelijkheid en solidariteit. Zij streven naar een samenleving waarin economische groei aan allen toekomt.
- Sociaal economisch links
- Politieke dimensie die de nadruk legt op een gelijkmatige inkomensverdeling. De overheid heeft een herverdelende taak.
- Sociaal economisch rechts
- Politieke dimensie die de nadruk legt op economische vrijheid en eigen verantwoordelijkheid. Inkomensverschillen worden tot op zekere hoogte geaccepteerd. De rol van de overheid is beperkt.
- Sociaal liberalisme
- Politieke stroming binnen het liberalisme. Sociaalliberale denkers gaan uit van positieve vrijheid: zij zien de overheid als een groep burgers die ervoor zorgt dat individuen zich kunnen ontwikkelen en ontplooien.
- Soeverein
- Het recht en de mogelijkheid om eigen beslissingen te nemen en niet van een hoger gezag afhankelijk te zijn.
- Staatssecretaris
- Persoon die verantwoordelijk is voor een deel van de portefeuille van de minister.
- Staten-Generaal
- Volksvertegenwoordiging op nationaal niveau. In Nederland een synoniem van parlement.
- Supranationaal
- Staten hebben bij deze samenwerking een deel van hun soevereiniteit of bevoegdheden overgedragen aan een instelling die boven de staten staat.
- Systeemmodel van politieke besluitvorming
- Een versimpelde weergave van hoe maatschappelijke problemen worden omgezet in wet- en regelgeving.
- Vertrouwensregel
- Een minister, of het gehele kabinet, moet aftreden wanneer hij (of het) geen vertrouwen meer geniet van het parlement. De regel dat het bestuur het vertrouwen moet genieten van de meerderheid van de volksvertegenwoordiging geldt ook op provinciaal en gemeentelijk niveau.
- Waarden
- Idealen, principes of doelen binnen een samenleving of groep over wat goed en juist is en daarom moet worden nagestreefd.