Nectar - 1 vmbo-kgt - Hoofdstuk 6 - Je groene omgeving

Nectar - 1 vmbo-kgt - Hoofdstuk 6 - Je groene omgeving

Woorden in deze lijst (42)

abiotische invloeden
invloeden uit de niet-levende natuur, bijvoorbeeld de temperatuur
afvaleters
bodemdieren die het afval van producenten en consumenten eten (in de voedselkringloop)
alleseters
dieren die zowel (delen van) planten als dieren eten
bacteriën
groep organismen; bacteriën zijn heel klein; bacteriën zetten afval en poep van bodemdieren om in mineralen en worden daarom reducenten (afbrekers) genoemd
biotische invloeden
invloeden uit de levende natuur, bijvoorbeeld een roofdier
biotoop
leefgebied van een organisme; de abiotische en biotische invloeden zijn geschikt voor een organisme om daar te leven
bladgroenkorrels
groene bolletjes in het cytoplasma van plantencellen, waarin fotosynthese plaatsvindt
bodemdieren
dieren die het afval uit de strooisellaag eten en het zo verkleinen
concurrenten
organismen die op één plek leven en allemaal hetzelfde voedsel eten of allemaal licht nodig hebben; bijvoorbeeld vogels in een boom die allemaal insecten eten of de planten in een bos
concurreren
organismen strijden om bijvoorbeeld voedsel of licht
consumenten
dieren en mensen; de gebruikers van glucose en andere voedingsstoffen (in de voedselkringloop)
determinatietabel
lijst met vragen over de kenmerken van organismen waarmee je de naam van een organisme kunt bepalen
determineren
de naam van een organisme opzoeken met een zoekkaart, determinatietabel of een app
dieren
groep organismen; dieren kunnen zich meestal goed voortbewegen
dierlijke mest
poep en plas van dieren zoals koeien, varkens en kippen
fotosynthese
uit koolstofdioxide en water ontstaat in de bladgroenkorrels glucose en zuurstof; hiervoor is ook zonlicht nodig
glucose
glucose wordt tijdens de fotosynthese in bladgroenkorrels gemaakt
invloeden
omstandigheden in een gebied die gevolgen hebben voor de organismen in dat gebied
kenmerk
eigenschap van een organisme waaraan je het kunt herkennen; je gebruikt de kenmerken bij het determineren van organismen
koolstofdioxide
een plant heeft koolstofdioxide nodig voor het maken van glucose (fotosynthese)
kunstmest
kleine mestkorrels met mineralen, die in een fabriek worden gemaakt
mineralen
meststoffen die planten met hun wortels opnemen; planten hebben mineralen nodig om alle voedingsstoffen te maken die nodig zijn voor de groei
natuurlijk afval
afval afkomstig uit de natuur: afgevallen bladeren, takjes, poep, dode organismen
natuurlijk park
park waarin veel soorten planten en dieren leven doordat er veel biotopen zijn
planten
groep organismen; planten zijn meestal groen
planteneters
dieren die alleen (delen van) planten eten
producenten
planten; de makers van glucose en andere voedingsstoffen (in de voedselkringloop)
reducenten
schimmels en bacteriën die het natuurlijk afval afbreken, zodat de mineralen weer beschikbaar komen voor de producenten in de voedselkringloop
schakel
iedere soort organisme in een voedselketen, ofwel elke stap in een voedselketen
schimmels
groep organismen; schimmels bestaan uit pluizige draden en hebben soms paddenstoelen; schimmels zetten afval en poep van bodemdieren om in mineralen en worden daarom reducenten (afbrekers) genoemd
strooisellaag
laagje afval van planten en dieren op de bodem
vleeseters
dieren die alleen (delen van) dieren eten
voedselketen
voedselrelatie; achter elkaar getekend of geschreven, met pijltjes tussen de organismen
voedselkringloop
planten maken voedingsstoffen → dieren en mensen gebruiken die voedingsstoffen → afvaleters eten afval van planten, dieren en mensen → schimmels en bacteriën zetten de resten van afvaleters om in mineralen → planten maken met behulp van de mineralen weer voedingsstoffen
voedselrelatie
als het ene organisme gegeten wordt door een ander organisme
voedselweb
een aantal met elkaar verbonden voedselketens
water
een plant heeft water nodig voor het maken van glucose (fotosynthese)
aanpassing
eigenschap waardoor een organisme in een bepaalde omgeving kan leven
klimaatdiagram
diagram waarin je het gemiddelde weer (temperatuur en neerslag) van een land of werelddeel kunt aflezen
oase
vruchtbare plek in de woestijn waar water te vinden is
woestijn
zeer droog gebied waar het bijna nooit regent; de temperatuur is overdag heel hoog en ’s nachts heel laag
woestijnbloei
na regenval ontkiemen de zaden van woestijnplanten binnen een dag en de planten bloeien al na enkele dagen; de zaden kunnen jaren van droogte in de bodem overleven
Hoi Gast!