Nectar - 2-3 vwo - Hoofdstuk 9 - Gezondheid
Woorden in deze lijst (140)
Origineel
- aangeschoten
- een beetje dronken; de hersenen worden verdoofd door alcohol, maar je denkt dat je juist meer kunt
- actieve immuniteit
- je lichaam gaat zelf aan het werk om antistoffen te maken, vindt plaats bij een eerste infectie met een ziekteverwekker of bij vaccinatie
- afhankelijk
- je kunt niet zonder een bepaalde stof uit een genotmiddel of drug
- afkicken
- het ontwennen van een drug
- afweer
- uitschakelen van ziekteverwekkers door witte bloedcellen
- afweerremmers
- medicijnen die het afweersysteem remmen, waardoor de kans op afstoting van een donororgaan kleiner wordt
- alcohol
- vloeistof in alcoholische dranken waardoor je hersenen verdoofd worden; het is een verslavende stof
- alcoholvergiftiging
- zo veel drinken dat de alcohol de hersenen volledig uitschakelt; je raakt in coma
- algemene afweer
- afweerreactie door ‘vreetcellen’
- alvleesklier
- orgaan dat in de buik tegen de onderkant van de maag ligt; maakt de hormonen glucagon en insuline
- aminozuren
- bouwstenen van eiwitten
- antigenen
- stoffen aan de buitenkant van cellen of virussen; hieraan herkent je lichaam of cellen lichaamsvreemd zijn of lichaamseigen
- antistoffen
- stoffen die ziekteverwekkers bestrijden; elke ziekteverwekker heeft een eigen antistof
- bacteriën
- microscopisch kleine organismen die ziekten kunnen veroorzaken
- besmetting
- ziekteverwekkers zijn je lichaam binnengedrongen; een ander woord is infectie
- bewustzijnsveranderende middelen
- drugs die je hersenen anders laten werken, waardoor je de werkelijkheid anders beleeft
- bilirubine
- stof waarin hemoglobine wordt omgezet, bij afbraak van rode bloedcellen in de lever; bij resusziekte hebben baby's een gele kleur door bilirubine in hun bloed
- binge-drinken
- veel alcohol (5 of meer glazen) drinken in korte tijd
- blaas
- hierin sla je de urine tijdelijk op
- bloeddonor
- iemand die bloed geeft voor bloedtransfusies
- bloedgroep
- geeft aan welke antigenen er op het membraan van je rode bloedcellen zitten
- bloedklontering
- door de antistoffen in het bloedplasma ‘plakken’ de rode bloedcellen aan elkaar als je bloed krijgt van een verkeerde bloedgroep
- bloedstolling
- het dichtmaken van een wondje dankzij bloedplaatjes en stollingseiwitten
- bloedvaatje (in huid)
- helpt bij de regeling van de temperatuur door de huid, door het wijder worden koel je af, door het nauwer worden houd je warmte vast
- bloedtransfusie
- het toedienen van bloed
- blowen
- wiet of hasj roken, meestal in een joint
- cholesterol
- vetachtige stof die gemaakt wordt door de lever
- chronische bronchitis
- chronische ziekte van de ademhalingsorganen; de bronchiën zijn steeds ontstoken en het slijmvlies maakt extra slijm aan
- chronische ziekte
- ziekte die nooit meer overgaat
- comazuipen
- zo veel alcohol drinken dat je in coma raakt
- COPD
- chronische ziekten van de ademhalingsorganen; hieronder vallen chronische bronchitis en longemfyseem
- diabetes
- ziekte waarbij mensen te weinig insuline maken of insuline steeds minder goed werkt; hierdoor wordt glucose niet goed door de cellen opgenomen en blijft er te veel glucose in het bloed; een ander woord is suikerziekte
- diabetes type 1
- ziekte waarbij mensen te weinig insuline maken
- diabetes type 2
- ziekte waarbij insuline steeds minder goed werkt
- diagnose
- vaststellen welke ziekte je hebt
- donor
- iemand die een orgaan weggeeft
- donorregister
- lijst waarin wordt opgeslagen wie donor wil zijn en wie niet
- dronken
- de hersenen worden verdoofd door alcohol waardoor het horen, zien, denken, bewegen en reageren moeilijker gaat
- drugs
- stoffen die je hersenen beïnvloeden, bijvoorbeeld wiet, cocaïne en xtc
- eilandjes van Langerhans
- groepjes cellen in de alvleesklier die de hormonen insuline en glucagon produceren
- etter
- bestaat uit dode witte bloedcellen, verteerde bacteriën en de resten van kapotte huidcellen; een ander woord is pus
- fibrinedraden
- kleverige draden die ontstaan tijdens de bloedstolling; ontstaan uit onder andere fibrinogeen
- fibrinogeen
- belangrijkste stollingseiwit in je bloed
- filtratie
- het uitpersen van bloedplasma in een nefron, als gevolg van de bloeddruk
- geestelijk afhankelijk
- je denkt steeds aan het genotmiddel waaraan je verslaafd bent en hebt het gevoel niet zonder te kunnen
- geheugencellen
- witte bloedcellen die na een infectie blijven bestaan; bij een tweede infectie met dezelfde ziekteverwekker kunnen deze witte bloedcellen snel de juiste antistoffen maken
- genotmiddelen
- product dat je bij inname een lekker gevoel geeft, bijvoorbeeld alcohol en sigaretten (tabak)
- gezondheidszorg
- mensen en voorzieningen voor de gezondheid, zoals de huisarts, het ziekenhuis en de tandarts
- gezwel
- ophoping van cellen die ontstaat doordat cellen niet stoppen met delen; een ander woord is tumor
- glucagon
- hormoon dat de omzetting van glycogeen in glucose regelt
- glucose
- soort koolhydraat; glucose is de belangrijkste energierijke voedingsstof voor de verbranding
- glycogeen
- lange ‘ketting’ van glucosedeeltjes; wordt gevormd door de lever, bij de opslag van glucose
- griep
- ziekte veroorzaakt door het griepvirus; je hebt pijn in je spieren, hoofdpijn, koorts en soms ben je daarbij verkouden
- hoornlaag
- bovenste laag van de opperhuid die steeds afslijt
- huidskleur
- kiemcellen in de huid gaan zich extra snel delen en vormen zo een kwaadaardig gezwel
- hypothalamus
- stukje hersenen onder de grote hersenen, dat de temperatuur, bloeddruk, honger en dorst regelt
- ijzer
- stof die onderdeel is van hemoglobine in je rode bloedcellen
- immuun
- je wordt niet (meer) ziek van een ziekteverwekker, doordat witte bloedcellen snel de juiste antistoffen tegen een virus of bacterie maken
- incubatietijd
- tijd tussen besmetting en de eerste ziekteverschijnselen
- inenting
- er worden verzwakte ziekteverwekkers in je bloed gespoten; je wordt dan immuun voor deze ziekteverwekker; een ander woord is vaccinatie
- infectie
- ziekteverwekkers zijn je lichaam binnengedrongen; een ander woord is besmetting
- infectieziekten
- ziekten die door infectie met ziekteverwekkers ontstaan
- insuline
- hormoon dat na een maaltijd de opslag van glucose in de spieren en de lever regelt
- kiemlaag
- tweede laag van huid; hier ontstaan steeds nieuwe huidcellen
- kippenvel
- de haartjes van de huid staan rechtop als je het koud hebt
- koolstofmonoxide
- giftige stof in tabaksrook; hecht zich aan hemoglobine
- lederhuid
- laag van de huid onder de opperhuid
- leeftijd
- al je gewoonten van eten, drinken, roken, slapen, (school)werk, bewegen en ontspannen
- lever
- uitscheidingsorgaan dat giftige stoffen zoals medicijnen en alcohol omzet in minder schadelijke stoffen en oude rode bloedcellen afbreekt en er gal van maakt
- leverader
- hierdoor stroomt zuurstofrijk bloed van de lever naar de onderste holle ader
- lichaamseigen
- antigenen zijn lichaamseigen als ze aan je eigen cellen zitten
- lichaamsvreemd
- antigenen zijn lichaamsvreemd als ze uit een ander lichaam komen of van een ziekteverwekker zijn
- lichamelijk afhankelijk
- het lichaam heeft het genotmiddel nodig om te functioneren
- longemfyseem
- chronische ziekte van de ademhalingsorganen; de longblaasjes knappen, waardoor je minder zuurstof op kunt nemen in het bloed
- longkanker
- gezwel of tumor in de longen; de kans erop wordt groter door roken
- micro-organismen
- organismen die zo klein zijn dat je ze niet met het blote oog kunt zien
- nefron/nefronen
- zorgt voor de zuivering van je bloed
- nicotine
- verslavende stof in tabak, veroorzaakt hoge bloeddruk en versnelt de hartslag
- nier
- orgaan dat bloed filtert
- nierkanaaltje
- onderdeel van een nefron; hier vindt resorptie van nuttige stoffen uit de voorurine plaats
- norm
- waarde die een omstandigheid zoals de lichaamstemperatuur of het glucosegehalte van het bloed moet hebben
- onderhuidse bindweefsel
- onderste laag van de huid waarin de bloedvaatjes en zenuwen lopen en waarin vet is opgeslagen
- ontwenningsverschijnselen
- klachten die je krijgt na het stoppen met alcohol of een andere drug
- opperhuid
- buitenste laag van de huid
- orgaanafstoting
- het vernietigen van een donororgaan door de witte bloedcellen van de patiënt
- orgaantransplantatie
- een ziek orgaan vervangen door een donororgaan
- passieve immuniteit
- je krijgt antistoffen tegen een ziekteverwekker, bijvoorbeeld door een seruminjectie of via borstvoeding
- pigment
- korreltjes bruine kleurstof in de huid; beschermen tegen zonlicht
- poortader
- vervoert stoffen vanuit de darmen en de maag naar de lever
- prognose
- voorspelt hoe de ziekte en het herstel zal verlopen
- propvorming
- bloedplaatjes klonteren samen als een bloedvat kapot is
- pus
- bestaat uit dode witte bloedcellen, verteerde bacteriën en de resten van kapotte huidcellen; een ander woord is etter
- regelkring
- manier waarop omstandigheden in het lichaam constant gehouden worden; bestaat uit: meten → vergelijken met de norm → bijstelling door zenuwstelsel/hormonen → reactie in orgaan
- resorptie
- terug opnemen van stoffen in je bloed
- resusantigeen
- bepaald antigeen op de rode bloedcellen
- resusfactor
- geeft aan of je het resusantigeen wel of niet op je rode bloedcellen hebt
- resuspositief
- dit ben je als je rode bloedcellen wel het resusantigeen hebben
- resusziekte
- aandoening van ongeboren en pasgeboren baby's die optreedt als een resusnegatieve moeder antistoffen maakt tegen het bloed van haar resuspositieve baby
- rillen
- spiertjes in je huid trekken samen waardoor je warmer wordt
- schimmels
- micro-organismen die ziekten kunnen veroorzaken, bijvoorbeeld zwemmerseczeem
- seruminjectie
- prik met antistoffen tegen de ziekteverwekker
- sociaal afhankelijk
- je hebt het genotmiddel nodig vanwege het contact met mensen waarmee je een genotmiddel gebruikt
- specifieke afweer
- afweerreactie door antistoffen, is gericht tegen een bepaalde ziekteverwekker
- stimulerende middelen
- drugs die je hersenen sneller laten werken; je wordt actiever
- suikerziekte
- ziekte waarbij mensen te weinig insuline maken of de insuline steeds minder goed werkt; hierdoor wordt glucose niet goed door de cellen opgenomen; een ander woord is diabetes
- symptomen
- ziekteverschijnselen, bijvoorbeeld bij verkoudheid een verstopte neus en bij griep spierpijn
- talg
- vettige stof die het haar en de hoornlaag van de huid beschermt en soepel houdt
- teer
- zwarte stof uit rook van sigaretten die aan de binnenkant van de luchtwegen blijft kleven; beschadigt de luchtwegen en kan longkanker veroorzaken
- tumor
- ophoping van cellen die ontstaat doordat cellen niet stoppen met delen; een ander woord is gezwel
- uitscheiding
- overtollige, overbodige en giftige stoffen uit je bloed halen en buiten het lichaam brengen
- uitscheidingsorganen
- organen die afvalstoffen en overbodige stoffen uit het bloed halen; dat zijn nieren, lever, longen en huid
- uitzaaiing
- nieuw gezwel dat is ontstaan doordat losse tumorcellen zich via het bloed of de lymfe in het lichaam verspreid hebben
- ultraviolette straling
- onderdeel van de zonnestraling; door deze straling maakt de huid pigment en kun je verbranden; wordt ook wel uv-straling genoemd
- universele donor
- donor met bloedgroep 0; kan aan iedereen bloed doneren omdat zijn bloedcellen geen antigenen bevatten
- universele ontvanger
- iemand met bloedgroep AB; heeft geen antistoffen en kan daardoor elke bloedgroep ontvangen
- uv-straling
- onderdeel van de zonnestraling; door deze straling maakt de huid pigment en kun je verbranden; wordt ook wel ultraviolette straling genoemd
- ureum
- stof die ontstaat bij de afbraak van aminozuren in de lever; wordt uitgescheiden door de nieren
- urine
- oplossing van ureum, andere afvalstoffen en overtollige stoffen; wordt gemaakt in de nieren
- vaccin
- bevat de antigenen van de ziekteverwekker, waardoor je immuun wordt
- vaccinatie
- ander woord voor inenting; zie bij inenting
- verdovende middelen
- drugs die je hersenen trager laten werken; werken versuffend
- verkoudheid
- ziekte veroorzaakt door het verkoudheidsvirus; slijmvliezen van je mond, neus en keel zetten op
- verslavend
- je kunt moeilijk stoppen met een genotmiddel
- virussen
- microscopisch kleine ziekteverwekkers; infecteert gastheercellen met erfelijk materiaal om zich zo te vermeerderen
- voorurine
- ontstaat in nefronen; vloeistof die uit de kluwens van haarvaten geperst wordt; bestaat uit water, zouten, glucose en afvalstoffen
- witte bloedcellen
- cellen in het bloed die zorgen voor de afweer
- ziekteverwekkers
- veroorzakers van infectieziekten; bijvoorbeeld bacteriën, schimmels en virussen
- zweet
- uitgescheiden vocht om af te koelen als je te warm wordt; doordat zweet op je huid verdampt, koel je af
- zweetklieren
- klieren in de lederhuid die zweet produceren
- antigenen
- stoffen aan de buitenkant van geïnfecteerde cellen, waaraan je afweer de (met het influenzavirus) geïnfecteerde cellen herkent
- antistoffen
- stoffen die ziekteverwekkers bestrijden, bijvoorbeeld tegen het influenzavirus
- epidemie
- als heel veel mensen tegelijk dezelfde ziekte krijgen, bijvoorbeeld griep
- gastheercel
- cel waarin een virus zich kan vermeerderen
- griepprik
- vaccinatie met antigenen van een aantal griepvirusvarianten
- immuun
- je wordt niet (meer) ziek, doordat witte bloedcellen snel de juiste antistoffen tegen een virus of bacterie maken
- influenza
- ander woord voor griep
- influenzavirus
- virus dat griep veroorzaakt
- pandemie
- wereldwijde epidemie
- receptoren
- structuren met verschillende vormen op een celmembraan; op deze plaatsen kunnen hormonen of virussen zich hechten aan een cel
- RNA
- stof met een vergelijkbare functie als DNA; het RNA van een virus bevat informatie voor de bouw van het virus