Nectar - 4 vmbo-gt - Hoofdstuk 9 - Afweer en bescherming

Nectar - 4 vmbo-gt - Hoofdstuk 9 - Afweer en bescherming

Woorden in deze lijst (67)

actieve immuniteit
je lichaam maakt zelf de antistoffen, waardoor je immuun wordt. Dit kan op twee manieren: 1. door te herstellen van een ziekte 2. door inenten met een vaccin
afstotingsremmers
medicijnen die de afweer remmen
aids
seksueel overdraagbare aandoening veroorzaakt door het aidsvirus ofwel hiv-virus. Het virus tast de witte bloedcellen aan, waardoor de afweer tegen ziekte minder wordt
allergie
je afweer reageert te sterk op antigenen van stoffen uit je omgeving; bij een allergische reactie ontstaan er irriterende stoffen, die de allergische klachten veroorzaken
antibiotica
geneesmiddelen tegen bacteriën. Ze tasten de celwanden van bacteriën aan. Antibiotica werken niet tegen virussen
antigenen
eiwitten die op de buitenkant van cellen zitten. Je witte bloedcellen maken antistoffen tegen antigenen die lichaamsvreemd zijn, bijvoorbeeld van ziekteverwekkers, stof, bloedcellen (transfusie) of donororganen
antistoffen
afweerstoffen die witte bloedcellen maken tegen antigenen (lichaamsvreemde eiwitten). Elke antistof is specifiek en hecht op één soort antigeen
auto-immuunziekte
ziekte waarbij je afweer zich richt tegen je eigen cellen. Je witte bloedcellen maken antistoffen tegen antigenen op de eigen cellen
bacteriën
micro-organismen die ziekteverwekkers kunnen zijn; je wordt ziek door de gifstoffen die bacteriën uitscheiden
besmetting
er komen via je mond, neus, geslachtsorganen of wondjes ziekteverwekkers je lichaam binnen, bijvoorbeeld via vervuild drinkwater of door blootstelling aan zieke personen (zie ook infectie)
bloeddonor
de persoon die bloed geeft voor een bloedtransfusie
bloedgroep
de vier typen bloed die van belang zijn bij een bloedtransfusie: A, B, AB, O. De bloedgroep wordt bepaald door het wel of niet hebben van antigenen A en/of B op de rode bloedcellen
bloedgroepbepaling
bij twee druppels bloed worden de antistoffen ‘anti-A’ en ‘anti-B’ gedruppeld. Klontering geeft aan of het bloed antigenen A of B bevat
bloedklontering
klontering in het bloed, als het bloed van de ontvanger antistoffen bevat tegen het bloed van de donor. De bloedcellen van de donor, die ingebracht zijn, gaan klonteren. Gevolg is verstopping van de bloedvaten en daardoor slechter werkende organen
bloedplaatjes
de kleinste bloeddeeltjes die helpen bij de bloedstolling
bloedplasma
lichtgele vloeistof in het bloed, hierin zitten voedingsstoffen, afvalstoffen en bijvoorbeeld hormonen opgelost
bloedtransfusie
het overbrengen van bloed, of een bloedbestanddeel, van de ene in de andere persoon
bloedverwantschap
het familie zijn van elkaar; aan te tonen door de overerving van bloedgroepen en nog beter door het patroon van DNA van mogelijke verwanten te vergelijken (DNA-fingerprints)
chlamydia
een soa waar je vaak niets van merkt, maar waarvan de gevolgen wel heel ernstig kunnen zijn
erfelijke eigenschap
een eigenschap die je van je ouders hebt gekregen
geheugencellen
cellen die bij een volgende besmetting de ziekteverwekkers en hun antigenen herkennen. Hierdoor maak je heel snel antistoffen aan
hiv
virus dat de soa aids veroorzaakt
hiv-remmers
medicijnen die voorkomen dat het aidsvirus (hiv) zich in je lichaam snel vermeerdert
hooikoorts
een allergische reactie van de slijmvliezen in neus en luchtpijp door het inademen van stuifmeelkorrels. De slijmvliescellen gaan daardoor stuk met als resultaat alle verschijnselen die horen bij een verkoudheid
hoornlaag
bovenste laag van de opperhuid die steeds afslijt
huidkanker
de huidcellen gaan zich extra snel delen en vormen zo een gezwel
immuniteit
je wordt niet meer ziek van een ziekteverwekker doordat je witte bloedcellen snel antistoffen tegen de ziekteverwekker maken. Door eerder contact weten de antistofvormende witte bloedcellen welke antistof ze moeten maken
immuun
je wordt niet meer ziek van een ziekteverwekker doordat je witte bloedcellen snel antistoffen tegen de ziekteverwekker maken. Door eerder contact weten de antistofvormende witte bloedcellen welke antistof ze moeten maken
infectie
er komen via je mond, neus, geslachtsorganen of wondjes ziekteverwekkers je lichaam binnen, bijvoorbeeld via vervuild drinkwater of door blootstelling aan zieke personen (zie ook besmetting)
infectieziekten
het vermeerderen van in je lichaam binnengedrongen ziekteverwekkers
kiemlaag
onderste laag van de opperhuid, hier ontstaan steeds nieuwe huidcellen
kunstmatige immuniteit
immuniteit door inenting (injectie) met een vaccin, zodat witte bloedcellen geactiveerd worden om antistoffen tegen de antigenen te maken, waardoor je immuun wordt
lederhuid
de binnenste laag van de huid
lichaamseigen
de eiwitten op je eigen cellen
lichaamsvreemd
de eiwitten op een ziekteverwekker
micro-organismen
organismen die je met het blote oog niet kunt zien; bacteriën, virussen en sommige schimmels horen bij de micro-organismen
natuurlijke immuniteit
je wordt niet meer ziek van een ziekteverwekker doordat je witte bloedcellen snel antistoffen tegen de ziekteverwekker maken. Doordat je eerder ziek was, weten de antistofvormende witte bloedcellen welke antistof ze moeten maken
onderhuids bindweefsel
laag onder de lederhuid waar de bloedvaatjes en zenuwen zich bevinden
onveilig vrijen
seks hebben zonder condoom te gebruiken
opperhuid
bovenste laag van de huid, bestaat uit hoornlaag en kiemlaag
orgaanafstoting
het verschijnsel dat een orgaan dat afkomstig is van een donor, niet door het lichaam wordt ‘geaccepteerd’. De afweer maakt antistoffen tegen de antigenen op de cellen van het donororgaan
orgaantransplantatie
het overbrengen van een orgaan of weefsel van de ene persoon in het lichaam van een andere persoon
orgaandonor
persoon die een orgaan ter beschikking stelt voor transplantatie
passieve immuniteit
je lichaam krijgt antistoffen waardoor je tijdelijk immuun bent. Dit kan op twee manieren: 1. door inenting met serum met antistoffen 2. door de antistoffen die je voor je geboorte uit het bloed van je moeder krijgt
pigment
kleine korreltjes bruine kleurstof, waardoor je bruin wordt
resistent
ongevoeligheid, die bijvoorbeeld optreedt bij bacteriesoorten voor antibiotica
resusantigeen
eiwit aan de rode bloedcellen, resus genoemd
resusfactor
geeft aan of je het resusantigeen op je rode bloedcellen hebt of niet
resusnegatief
geen resusantigeen op de bloedcellen
resuspositief
resusantigeen is op de bloedcellen aanwezig
resusziekte
de antistoffen van de resusnegatieve moeder laten de rode bloedcellen van de resuspositieve baby samenklonteren. De baby krijgt zo bloedarmoede en daardoor zuurstofgebrek
rode bloedcellen
bloedcellen met de rode kleurstof hemoglobine erin; vervoeren zuurstof
seropositief
je bent drager van hiv, maar je bent nog niet ziek
serum
bloedplasma met antistoffen. Na inenting met de antistoffen ben je meteen immuun, maar dat is wel tijdelijk
soa
seksueel overdraagbare aandoening
soa-test
een arts doet een test met slijm uit de vagina of van de penis, of hij doet een urine- of bloedtest
talg
vettige stof uit de talgklieren die je huid beschermt
ultraviolette straling
straling in zonlicht die de cellen in de kiemlaag kan beschadigen
vaccin
middel met delen of stoffen van ziekteverwekkers. Hierin bevinden zich de antigenen van de ziekteverwekkers, waartegen witte bloedcellen na inenting antistoffen maken
virussen
micro-organismen die ziekteverwekkers kunnen zijn. Virussen hebben lichaamscellen nodig om zich te vermeerderen. Als de cel vol virussen zit, gaat hij kapot en dringt elk virus een nieuwe lichaamscel binnen
weerstand
het lichaam is goed in staat om ziekteverwekkers te doden
ziekteverwekkers
organisme dat je ziek kan maken. De meeste ziekteverwekkers zijn virussen en bacteriën, sommige zijn schimmels
gastheercel
cel waarin een virus zich vermeerderen kan
griep
een infectie van je luchtwegen, wordt veroorzaakt door het influenzavirus (zie ook influenza)
influenza
een infectie van je luchtwegen, wordt veroorzaakt door het influenzavirus
influenzavirus
virus dat griep of influenza veroorzaakt
stamcellen
een cel die kan uitgroeien tot verschillende celtypen
Hoi Gast!