Nectar - 4 vmbo-k - Hoofdstuk 8 - Bloed
Woorden in deze lijst (53)
Origineel
- aders
- bloedvaten gevuld met bloed dat van de organen naar het hart terugstroomt. Aders hebben dunne wanden en kleppen. De holle aders zijn de grootste aders
- antistoffen
- stoffen die witte bloedcellen maken om ziekteverwekkers te bestrijden
- aorta
- de grootste slagader; vervoert bloed vanaf het hart naar alle organen in je lichaam
- bloedarmoede
- ziekte waarbij er een tekort is aan rode bloedcellen in het bloed. Bloedarmoede wordt vaak veroorzaakt door een gebrek aan ijzer in de voeding
- bloedcellen
- rode en witte bloedcellen, komen voor in het bloed
- bloedplaatjes
- de kleinste bloeddeeltjes die helpen bij de bloedstolling
- bloedplasma
- lichtgele vloeistof in het bloed, hierin zitten voedingsstoffen, afvalstoffen en bijvoorbeeld hormonen opgelost
- bloedstolling
- het dichtmaken van een wondje. De inhoud van het bloedplaatje reageert hierbij met fibrinogeen. Er ontstaat dan een draderige stof: fibrine. Met behulp van de fibrinedraden wordt het wondje afgesloten
- boezems
- het hart bestaat uit twee boezems en twee kamers. Het bloed uit organen komt via de (holle) aders in de boezems van het hart terecht
- gal
- hulpstof voor de vertering van vetten; wordt gemaakt door de lever en opgeslagen in de galblaas
- glucose
- de meest gebruikte energierijke stof; nodig voor de verbranding in de cellen
- glycogeen
- reservevoorraad glucose, opgeslagen in lever en spieren. Glycogeen ontstaat door het hormoon insuline. Glycogeen kan weer worden omgezet in glucose door de hormonen glucagon en adrenaline
- grote bloedsomloop
- deel van de bloedsomloop waarbij zuurstof (en voedingsstoffen) wordt afgegeven en koolstofdioxide wordt opgenomen: hart - aorta - haarvaten organen (cellen) - holle ader - hart
- haarvaten
- de kleinste bloedvaten met heel dunne wanden, waar gemakkelijk stoffen doorheen kunnen gaan
- hart
- spier die het bloed rondpompt
- hartkleppen
- kleppen tussen de boezems en de kamers van het hart. Ze zorgen dat het bloed de goede kant opstroomt tijdens het samentrekken van de boezems
- hemoglobine
- rode kleurstof in de rode bloedcellen, waarmee deze cellen zuurstof vervoeren
- holle aders
- twee grote aders waarin alle andere aders samenkomen. De holle aders komen weer uit in het hart
- kamers
- het hart bestaat uit twee boezems en twee kamers. Het bloed wordt vanuit de kamers de slagaders ingepompt, naar de organen van het lichaam
- kleine bloedsomloop
- deel van de bloedsomloop waarbij zuurstof wordt opgenomen en koolstofdioxide wordt afgegeven: hart-longslagader-haarvaten in de longen-longader-hart
- leverslagader
- slagader die bloed met zuurstof naar de lever vervoert
- longen
- ademhalingsorganen en uitscheidingsorganen
- lymfe
- de naam van weefselvloeistof die in de lymfevaten zit
- lymfeklieren
- hierin komen de lymfevaten samen. Witte bloedcellen in de lymfeknopen bestrijden ziekteverwekkers en houden ongewenste stoffen tegen
- lymfeknopen
- hierin komen de lymfevaten samen. Witte bloedcellen in de lymfeknopen bestrijden ziekteverwekkers en houden ongewenste stoffen tegen
- lymfevaten
- hierdoor stroomt lymfe uiteindelijk terug naar het bloed. In lymfevaten zitten kleppen, de wand is dun en de druk is laag
- nierbekken
- binnenste deel van een nier, van hieruit verzamelt zich de urine richting urineleiders en blaas
- nieren
- uitscheidingsorgaan dat afvalstoffen uit het bloed filtert
- niermerg
- middelste laag van een nier
- nierschors
- buitenste laag van een nier. Giftige, overbodige en overtollige stoffen worden door filtertjes in de nierschors uit het bloed verwijderd
- poortader
- ader die bloed met voedingsstoffen van de dunne darm naar de lever vervoert
- rode beenmerg
- beenmerg in platte beenderen waarin nieuwe rode bloedcellen worden gemaakt
- rode bloedcellen
- bloedcellen met de rode kleurstof hemoglobine erin; vervoeren zuurstof
- slagaderkleppen
- kleppen in de longslagader en de aorta die ervoor zorgen dat het bloed de goede kant opstroomt tijdens het samentrekken van de kamers
- slagaders
- bloedvaten met dikke wanden, gevuld met bloed dat van het hart af naar de organen stroomt. De aorta is de grootste slagader
- uitscheiding
- het verwijderen van giftige, overtollige en overbodige stoffen uit het bloed
- uitscheidingsorganen
- verwijderen giftige, overtollige en overbodige stoffen uit je bloed; voorbeelden: lever, nieren, huid en longen
- ureum
- stof die ontstaat door het afbreken van overtollige eiwitten in de lever. Ureum wordt later weer uitgescheiden door de nieren
- urine
- vloeistof die in de nieren ontstaat; bevat giftige, overtollige en overbodige stoffen uit het bloed
- urineblaas
- hierin verzamelt zich de urine uit de nieren
- urinebuis
- hierdoor verlaat urine de urineblaas
- urineleiders
- hierdoor gaat urine van de nieren naar de urineblaas
- weefselvloeistof
- vloeistof tussen de cellen in de weefsels; bestaat uit bloedplasma dat uit de haarvaten is gelekt
- witte bloedcellen
- cellen die bacteriën en schadelijke stoffen opruimen in bloed, weefselvloeistof en lymfe
- zuurstof
- gas uit de lucht dat nodig is voor de verbranding; komt in je lichaam door inademing
- AED
- Automatische Externe Defibrillator; apparaat waarmee het hart met een elektrische schok weer in het juiste ritme kan komen
- dubbele bloedsomloop
- bloedsomloop waarbij per rondgang door het lichaam het bloed twee keer door het hart stroomt
- enkelvoudige bloedsomloop
- bloedsomloop waarbij per rondgang door het lichaam het bloed maar één keer door het hart stroomt
- ecg
- elektrocardiogram; hartfilmpje waarin de elektrische impulsen in het hart zichtbaar kunnen worden gemaakt
- hartritme
- het ritme waarmee je hart klopt; bijvoorbeeld 70 keer per minuut. Het hartritme wordt geregeld door impulsen
- hartkloppingen
- wanneer het hart niet helemaal volgens het hartritme klopt
- hartstilstand
- het hart staat vaak niet echt stil, maar trekt zo ongecontroleerd samen dat het bloed niet meer goed door het lichaam stroomt
- reanimeren
- iemand met een ernstige verstoring van het hartritme helpen door hartmassage en beademing te geven