apprendre 4 unit 2

apprendre 4 unit 2

Sem
3

Woorden in deze lijst (21)

vooruitgaan
progresser
worden
devenir
over, op
sur
het uur
l'heure (f)
de spreekbeurt
l'exposé (m)
we zien elkaar
on se voit
ik heb geleerd (leren)
j'ai appris (apprendre)
gek
fou, folle
de helm
le casque
de plank, het board
la planche
de elleboog
le coude
de knie
le genou
controleren
vérifier
toekomstig
futur
je kunt (kunnen); je weet (weten)
tu sais
de vergissing
l'erreur (f)
de stem
la voix
het maakt niet uit welk
n'importe quel
op een dag
un jour
ga je gang
vas-y
Hallo!
Allo!
Hoi Gast!