Zinnen hoofdstuk 3

Zinnen hoofdstuk 3

Maarten
7

Woorden in deze lijst (20)

Qu'est-ce que tu veux acheter?
Wat wil je kopen?
Je cherche un cadeau pour Lucas.
Ik zoek een cadeau voor Lucas.
Qu'est-ce qu'il aime?
Waar houdt hij van?
Il aime le sport et les jeux vidéos.
Hij houdt van sport en videogames.
Qu'est-ce que il aime porter?
Wat vindt hij leuk om te dragen?
Il porte souvent des baskets et une casquette.
Hij draagt vaak gympen en een pet.
On va à Mode&Co?
Gaan we naar Mode&Co?
D'accord! On y va!
Oké! Laten we gaan!
On va en ville, ce weekend?
Gaan we dit weekend naar de stad?
Oui, je voudrais acheter un nouveau jean.
Ja, ik wil een nieuwe spijkerbroek kopen.
Comment tu trouves ce jean bleu?
Hoe vind je deze blauwe spijkerbroek?
Pas mal.
Niet slecht/Leuk.
Il coute combien?
Hoeveel kost het?
45 euros seulement.
Slechts 45 euro.
Ce n’est pas cher.
Dat is niet duur.
Tu fais quelle taille?
Welke maat heb je?
Du M.
M.
Tu veux l’acheter?
Wil je het kopen?
Oui, il est beau!
Ja, hij is mooi!
Non, il est trop petit.
Nee, hij is te klein.
Hoi Gast!