Nectar - 2-3 havo/vwo - Hoofdstuk 13 - Duurzaam leven
Woorden in deze lijst (93)
Origineel
- abiotische factoren
- invloeden op organismen uit de niet-levende natuur, bijvoorbeeld temperatuur
- afval
- alle overbodige spullen en materialen die mensen weggooien; de ruimte op aarde die nodig is om je afval kwijt te raken bepaalt een deel van de ecologische voetafdruk
- afvalgassen
- gassen die vrijkomen bij de verbranding van fossiele brandstoffen en de lucht ingaan; dit zijn koolstofdioxide, zwaveldioxide en stikstofoxiden
- akkerbouwers
- boeren die voedingsgewassen zoals aardappelen of graan verbouwen
- ammoniak
- een stinkend gas dat vrijkomt uit dierlijke mest; wordt in de bodem en lucht omgezet in salpeterzuur, dat de bodem verzuurt
- biobrandstoffen
- duurzame brandstoffen die uit plantaardig materiaal worden gemaakt
- biodiesel
- autobrandstof die uit planten zoals algen is gemaakt
- biodiversiteit
- het aantal verschillende soorten organismen; de genetische variatie binnen soorten en het aantal verschillende ecosystemen op aarde
- biogas
- brandstof voor auto's en fabrieksmotoren die uit afval is gemaakt
- bio-industrie
- intensieve veehouderij; veehouders houden zoveel mogelijk dieren in de beschikbare ruimte
- biologische plaagbestrijding
- natuurlijke vijanden bestrijden de plaag, bijvoorbeeld lieveheersbeestjes bestrijden bladluizen; biologische bestrijding hoort bij biologische landbouw
- biologische landbouw
- landbouwmethode waarbij boeren zoveel mogelijk volgens natuurlijke kringlopen en diervriendelijk werken
- biologisch afbreekbaar
- stoffen (afval) die schimmels en bacteriën af kunnen breken
- compost
- mest voor de tuin; gemaakt van gft-afval
- dierenwelzijn
- het uiten van natuurlijk gedrag van dieren, dankzij goede leefomstandigheden
- duurzaam(heid)
- een fijn en comfortabel leven leiden zonder de toekomst van de volgende generaties in gevaar te brengen, door zuinig om te gaan met het milieu
- duurzame energie
- energie van energiebronnen die geen luchtvervuiling veroorzaken, nooit opraken en dus en fossiele brandstoffen sparen
- ecologische voetafdruk
- maat om te vergelijken hoeveel hectare aarde bewoners uit verschillende landen gebruiken voor hun voedsel, grondstoffen en energiebronnen en om hun afval kwijt te raken
- energie
- afkomstig van energiebronnen uit de bodem; hoeveel energie je gebruikt bepaalt een deel van de ecologische voetafdruk
- energielabel
- etiket waarop je kunt zien of een apparaat, auto of huis veel of weinig energie gebruikt
- eutrofiëring
- vermesting; als er te veel mineralen in de bodem en het oppervlakte water komen
- evolutie
- de langzame verandering van soorten of het ontstaan van nieuwe soorten door natuurlijke selectie
- exoot
- organisme die zich heeft gevestigd in een land of gebied, waar het oorspronkelijk niet leeft
- fijnstof
- kleine deeltjes stof en roet in de lucht die zorgen voor luchtvervuiling; inademing kan schadelijk zijn voor de gezondheid
- fokken
- kruisen van dieren dat leidt tot dieren met gunstiger eigenschappen
- fossiele brandstoffen
- brandstoffen die miljoenen jaren geleden ontstaan zijn uit planten- en dierenresten, bijvoorbeeld steenkool en aardolie
- fotosynthese
- uit koolstofdioxide en water ontstaat in de bladgroenkorrels van plantencellen glucose en water
- gemengd bedrijf
- akkerbouw en veeteelt samen op één bedrijf; de mest van het vee wordt gebruikt voor de akkers
- gesloten kringloop
- alle verbruikte stoffen worden in een kringloop weer aangevuld
- gewasbeschermingsmiddelen
- giftige stoffen die plaagorganismen doden
- gifophoping
- toename van de hoeveelheid giftstoffen in organismen in de voedselketen doordat de giftstoffen in de voedselketen worden doorgegeven
- glucose
- plantensuiker; wordt tijdens fotosynthese in bladgroenkorrels gemaakt
- grondstoffen
- stoffen die nodig zijn om een product te maken, zoals ijzererts of hout; hoeveelheid grondstoffen die je gebruikt bepaalt een deel van de ecologische voetafdruk
- habitat
- plek waar de leefomstandigheden voor een organisme gunstig zijn
- hergebruik
- hetzelfde product opnieuw gebruiken, bijvoorbeeld kleding of meubels
- huishoudelijk afval
- afval geproduceerd door huishoudens
- ijstijd
- periode waarin het klimaat veel kouder was dan tegenwoordig
- intensieve veehouderij
- ander woord voor bio-industrie; zie bij 'bio-industrie'
- katalysator
- onderdeel in de uitlaat van een auto om ervoor te zorgen dat er minder vervuilende gassen in de lucht komen
- koolstofdioxide
- gas dat planten nodig hebben voor het maken van glucose (fotosynthese); maakt deel uit van de koolstofkringloop en veroorzaakt het (versterkte) broeikaseffect
- koolstofkringloop
- het rondgaan van het koolstofdeeltje (C) in een kringloop
- klimaat
- het gemiddelde weer over een langere periode in een bepaald gebied
- klimaatzone
- een groot gebied met ongeveer hetzelfde klimaat
- krachtvoer
- voer met extra eiwit en mineralen waar het vee snel van groeit
- luchtvervuiling
- vervuiling van de lucht door uitstoot van afvalgassen, roet en fijn stof
- mest
- poep en plas van dieren of kunstmest; akkerbouwers gebruiken mest om de opbrengst te verhogen
- mestinjectie
- het in de bodem spuiten van mest; is een maatregel om verzuring van het milieu door ammoniak te verminderen
- mestoverschot
- als er in de veeteelt meer mest geproduceerd wordt, dan nodig is om de akkers te bemesten
- milieu
- je leefomgeving, de lucht, het water en de bodem om je heen
- milieubewust
- als je kiest voor dingen die het minst schadelijk zijn voor het milieu
- mineralen
- meststoffen (voedingszouten) die planten met hun wortels opnemen; planten hebben mineralen nodig om alle voedingsstoffen te maken die nodig zijn voor de groei
- monocultuur
- één soort gewas op een grote akker verbouwen
- natuurlijke broeikaseffect
- warm blijven van de aarde door het vasthouden van warmtestraling door onder andere koolstofdioxide in de atmosfeer (dampkring)
- ontbossing
- als er meer bomen gekapt worden dan er worden aangeplant; er komt dan minder bos
- optimumgrafiek
- grafiek voor een abiotische factor, die laat zien binnen welke grenzen organismen kunnen overleven; dat gaat het best bij het optimum
- overbemesting
- er wordt meer mest over het land verspreid, dan de planten nodig hebben; dit kan tot milieuproblemen leiden
- plaag
- organismen die schade aan voedingsgewassen veroorzaken, bijvoorbeeld insecten, schimmels of onkruid
- primaire levensbehoeften
- alles wat je nodig hebt om te overleven, zoals voedsel, water, zuurstof, een dak boven je hoofd en kleding
- recycling
- afval dat weer als grondstof dient voor nieuwe producten, bijvoorbeeld blik en papier
- restafval
- afval dat overblijft na apart inzamelen van alle andere afvalsoorten
- roetfilter
- onderdeel van een auto dat roetdeeltjes in de uitlaatgassen tegenhoudt
- secundaire levensbehoeften
- alles wat je leven prettiger maakt, bijvoorbeeld je mobieltje
- selectief
- als een gewasbeschermingsmiddel alleen de plaagorganismen doodt en niet veel andere soorten
- smog
- vieze mist van fijnstof en afvalgassen; ontstaat vooral op warme, windstille dagen
- tolerantiegebied
- het gebied tussen de minimumgrens en de maximumgrens voor een abiotische factor, waarbinnen een organisme kan overleven
- tolerantiegrenzen
- de uiterste waarden van een abiotische factor, waarbij een organisme kan overleven; de minimumgrens en de maximumgrens vormen een abiotische factor
- tuinbouwers
- boeren die groente en fruit verbouwen
- uitstoot
- het vrijkomen van afvalgassen
- veehouders
- boeren die dieren houden voor vlees, melk, eieren of wol
- verbranding
- afbreken van glucose met behulp van zuurstof, waarbij energie vrijkomt; vindt in alle cellen van organismen plaats
- veredeling
- het verbeteren van de eigenschappen van voedingsgewassen door kruisen
- vermesting
- een ander woord voor eutrofiëring; zie bij eutrofiëring
- versterkte broeikaseffect
- er komt steeds meer koolstofdioxide in de lucht; de warmte wordt hierdoor steeds beter vastgehouden, waardoor het steeds warmer wordt op aarde
- verwoestijning
- gevolg van opwarming aarde; door de hoge temperatuur veranderen sommige gebieden in woestijn
- verzuring
- als de bodem zuur wordt als gevolg van de uitstoot van ammoniak uit de landbouw of stikstofoxiden en zwaveldioxide uit de industrie en het verkeer
- voedsel
- alles wat je eet; de ruimte op aarde die nodig is om voedsel te produceren bepaalt een deel van de ecologische voetafdruk
- voedselkringloop
- de kringloop van mineralen en andere voedingsstoffen. Mineralen zijn voeding voor de plant, hiermee maakt de plant andere voedingsstoffen. --> dieren eten die voedingsstoffen --> bodemdieren, schimmels en bacteriën breken ze weer af tot mineralen voor de plant
- voedingsgewassen
- planten die je (gedeeltelijk) kunt eten zoals maïs, sla, tomaten, spruiten en aardappelen
- vuilverbrandingsinstallatie
- ovens waarin restafval verbrand, nadat de metalen eruit verwijderd zijn
- vuilstort
- een vuilnisbelt; hier komt afval te liggen dat niet wordt verbrand, hergebruikt of gerecycled
- water
- gebruik je om te drinken, voedsel te bereiden en wassen; de hoeveelheid water die je gebruikt bepaalt een deel van de ecologische voetafdruk; planten gebruiken water voor fotosynthese
- waterbloei
- snelle groei van algen en kroos in een sloot door mineralen uit mest
- zeespiegel
- de hoogte van het zeewater
- zure neerslag
- neerslag die ontstaat door stikstofoxiden, zwaveldioxiden en ammoniak in de lucht zijn omgezet in zwavelzuur en salpeterzuur
- zwerfafval
- afval dat op straat of in de natuur terechtkomt
- Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
- groot plan om natuurgebieden in Nederland te vergroten en met elkaar te verbinden; is gebaseerd op de eilandtheorie
- ecologische voetafdruk
- maat om te vergelijken hoeveel hectare aarde bewoners uit verschillende landen gebruiken voor hun voedsel, grondstoffen en energiebronnen en om hun afval kwijt te raken
- eilandtheorie
- theorie die op grond van de grootte en de mate van isolatie voorspelt hoeveel soorten organismen er kunnen leven; is ook toe te passen voor natuurgebieden
- erfelijke variatie
- hoeveel verschillende genotypen er bestaan van eigenschappen binnen een soort; bepaalt hoe goed een soort zich kan aanpassen aan veranderende omstandigheden
- immigratie
- het zich nieuw vestigen in een (natuur)gebied door een soort
- Natuurnetwerk Nederland
- zie ecologische hoofdstructuur
- Rode Lijst
- lijst met namen van soorten die in hun voortbestaan worden bedreigd
- uitsterven
- het geheel verdwijnen van een soort uit een bepaald gebied